Leonoor Wagenaar, ex-Parool-journaliste, en haar man, scheepstimmer-man René Segerius, wonen sinds 2 februari in Paramaribo, waar ze met het riviercruise-schip Mi Gudu (Mijn Schatje) de kost willen verdienen. Elke twee weken doen ze verslag.
MI GUDU
Help die aidswezen!
33
Op de koninginnedagreceptie van de ambassadeur in die prachtige residentie aan de Anton Dragtenweg (altijd vreselijk leuke feestjes) kwam een heel boze man op me af stappen. Ik had al van derden gehoord dan hij met die wagonlading gramschap naar me op jacht was - en nou had hij me!
Sinds we met de Paramaribo Post een aidsnummer hebben gemaakt, zet ik me in deze Paroolstukjes een beetje in voor het Claudia A-huis, een soort weeshuis voor kinderen van aan de ziekte overleden ouders én voor kindertjes die zelf besmet zijn geraakt. Eén van de leidsters, Norma Burleson, vertelde over de lijdensweg van de stichting. Want de geld-, donatie- en subsidiepotten stromen over, maar niet voor dit soort individuele projecten. Niets krijgen ze: geen luiers, geen medische hulp of schoonmaaksters, geen leermiddellen, geen speeltjes; niets. En dat geld? Dat gaat dus naar peperdure hotels waar peperdure seminars worden gegeven over hoe je de mensen moet voorlichten (lunch inbegrepen).
De stichting moet in oktober haar huis uit; de huisbaas wil het pand verkopen, Claudia A is de eerste die mag bieden ($50.000) maar het Julianafonds verwees ze naar de Aids Stichting, die echter geen huizen koopt. Dus. Nou ja.
Ik las een boekje van de Nederlands Surinaamse Carry-Ann Tjong-Ayong over Masiakriki in boven Suriname. Daar hielp ze bij het opzetten van een crèche. In dat dorp kroop een zwaar mismaakt kindje op handen en voeten op en neer van de rivier naar haar hut. Cary-Ann had ondermeer Unicef aangeschreven, of die niet iets konden doen. Voor de crèche, of voor dat kindje. En ik citeerde uit haar boekje: 'Ook Unicef stuurde een delegatie van tien personen die eten, drinken, computerspelletjes doen, zwemmen en excursies maken, Maar mijn kinderen ontdekken ze niet en na een jaar hebben ze nog niets van zich laten horen. Ik ben teleurgesteld in dergelijke rijke organisaties die de donaties die ze krijgen voor zich zelf schijnen te gebruiken.'
En nu kwam dat ventje van Unicef dus witheet verhaal halen. Hij had op zijn donder gehad van Unicef Nederland! Wat was daar in godsnaam misgegaan in Masiakriki? Dus: let's kill the messenger. Of ik die feiten wel gecheckt had, voordat ik zoiets in de krant publiceerde? Ik antwoordde dat die feiten al in een boek waren gepubliceerd, dat ik slechts een citaat had gebruikt, en dat naar mijn stellige indruk niet ik, maar híj die feiten voor zijn baas zou moeten checken.
Kwam het gesprek op het weeshuis.
Hij: ''Ja, ja, daar zijn we ook mee bezig. Unicef heeft 50.000 Amerikaanse dollars voor Claudia A uitgetrokken!'' Ik: ''Ah, gelukkig, dan kunnen júllie hun huis voor ze kopen!'' Hij:''Néé, néé, Unicef is juist érg tegen het idee van tehuizen, dus een deel van dat geld is bedoeld voor herplaatsing van de wezen bij hun eigen familie!'' Ik: ''Maar die kinderen zijn zo ongeveer door hun verwanten met rubberen handschoenen over de schutting gezet! Dat zijn onaanraakbaren waarnaar niemand ooit meer omkijkt!''
Bij Unicef zit dus een stel zolderkamer ideologen, zwetend in hun enge sokken, te luchtfietsen.
Hij: ''Ja, nee, maar het geld is ook bestemd voor gratis verstrekking van maaltijden.'' Ik (inmiddels met het stoom uit mijn oren): ''Als je, jullie, de stukken in de Paramaribo Post hadden gelezen, zou je weten dat Lanti (de Overheid) nu juist die maaltijden door de week gratis verstrekt (In het weekend komt het Leger des Heils langs).'' Hij: ''Oh. Maar we gaan ook beginnen met huiswerkbegeleiding!'' Ik (vinnig, vinnig): '' En ik welk huis ga je dat huiswerk begeleiden?! Onder een paraplu in de wegberm?!''
Uiteindelijk zaten we moedeloos en uitgeblust naast elkaar. En wenste hij me oprecht veel succes met ons kleine stichtinkje om dat huis aan te kopen.
Zoals je op het NOS Journaal ziet hoe mensen op de Molukken of in Sri Lanka na die tsunami nog steeds wachten op de eerste wc-pot, het eerste plankje hout. Regeltjes, strijkstokken, god weet wat. Mensen geven met een hartverwarmende gulheid. En de do-gooders beslissen in hun oneindige wijsheid dat het niet, bij voorkeur níet, ten bate van de slachtoffers wordt aangewend. Een cliché? Wie helpt de wezen van Claudia A?
We hebben inmiddels een gironummer, de stichting komt eraan, een enthousiaste Paroollezer heeft aangeboden een website te maken. Zie www.claudia-a.nl. En iedereen mag ons onophoudelijk vragen waar zijn donaties zijn.
Giro 56 88 72 444, (voorlopig) ten name van Melissa Blommers).
Ik dank u nederig.
En bij een béétje donatie krijgt u korting op de eerste riviercruise met onze prachtige Mi Gudu.
Bron: Het Parool, 14-05-2005
MI GUDU
Draakje op bezoek
32
Gisteren hadden we opeens een beeldschoon draakje op bezoek; aan weerszijden van het hek de paal ingejaagd door Sam en zijn vriendinnetje (ze heeft hem onlangs ontknaapt en krijgt nu al grote tepels, René wil een mannetjespup: Sam's son, kortweg Samson).
Ik rende met de camera de tuin in, maar zo veel haast had ik niet hoeven maken, draakje had zoiets van: Ik zit hier en mij krijg je niet weg. En inderdaad, Sam kan hoog springen, maar net niet hoog genoeg. Hij had het dier - een leguaan - aan z'n eindeloos lange staart naar beneden kunnen trekken, maar dat ging alle partijen kennelijk te ver. Uren heeft Sam, verstopt achter de bananenboom, liggen loeren om toe te slaan bij een vluchtpoging. Daarna verloor hij zijn belangstelling.
Toen de buren thuiskwamen, wees ik ze op de leguaan en godzijdank kwam Miguel niet met een satéstokje, maar met een camera naar buiten. Ze worden hier als een lekkernij beschouwd: boskip. Ook toen de schemering inviel bleef hij zitten, reptielen zijn koudbloedig en bewegen in het donker niet meer, geloof ik. En vanmorgen vroeg, toen de honden nog sliepen, heeft hij zich héél stilletjes laten zaken om geruisloos weg te scharrelen. Da's nog eens wat anders dan die eeuwige moddervette padden in Sams drinkbak! (René heeft zich ontpopt als kampioen Paddenpakker; hij grijpt ze en zwiept ze met een wijde boog over de schutting heen.)
Vorige week was er in hotel Krasnapolsky een voorlichtingsbijeenkomst: 'Nederlandse Ondersteuning bij Ondernemen in Suriname.' Het ging uit van Economische Ontwikkel (Buitenlandse Zaken) en de Economische Voorlichtings Dienst (Economische Zaken).
Suriname heeft, na de onafhankelijkheid, een fors bedrag aan ontwikkeleingsgelden toegezegd gekregen. Een deel daarvan is op, gezonken in de bodemloze put van megalomane ondernemingen en via adviseurs, ingenieurs, architecten en andere graaigrage wijsneuzen weer teruggevloeid in Nederlandse zakken. Waarna de revolutie uitbrak en de kraan werd dichtgedraaid. In de huidige besprekingen werd duidelijk dat het anders zou moeten. En vooruitlopend op Kamerbeslissingen biedt de overheid dus al enorm gunstige 'ondersteuning' aan. Tot 35 procent. (Hoewel ik eerlijk moet bekennen niet hard te kunnen maken dat die subsidies ook daadwerkelijk uit die oude ontwikkelingspot komen)
Nu hebben we ons schip grotendeels uit eigen middelen kunnen betalen, maar we moeten nog wel een steiger bouwen. Een goede vriend van ons, die woont aan de rivier, heeft aan de overkant van de Anton Dragenweg een groot perceel landaanwinning en hij wil dolgraag dat de Mi Gudu voor zijn deur komt te liggen. Samen gaan we dus die steiger bouwen, maar misschien dat Nederland ons óók een steuntje in de rug kan geven? Al tijdens de koffiepauze werden we smakelijk weggelachen. Die subsidiegelden zijn bestemd voor projecten die nog moeten begínnen. We hadden moeten wachten tot het kraantje ging druppen.Verslagen sloften we het hotel uit..
Maar het zet je wel aan het denken. Ik weet dat één van de rijkste en oudste bedrijven in dit land al jaren droomt van een ecoresort voorbij Jodensavanne. Ik weet ook van een particulier die het afgelopen jaar voor heel veel geld een ecoresort in West- Suriname heeft neergezet en nu waarschijnlijk tot aan zijn nek in de schulden zit. Hij moet een bepaalde prijs aan zijn klanten vragen om die investering er in de loop der jaren uit te kunnen krijgen. Maar dat andere bedrijf - stel dat de aanvraag gehonoreerd wordt - zit met een veel lager investeringsbedrag, kan bij wijze van spreken onder de markt werken, en heeft geen koppijn.
Wat als iemand op het idee komt een luxe riviercruiseschip te bouwen? Met zo veel schitterende, brede, prachtige rivieren is zo'n plannetje gauw geboren, toch? Wij moeten tien tot vijftien jaar keihard werken om de kosten eruit te halen, en die ander mag spelevaren. Het zal zo'n vaart niet lopen, werd ons verzekerd. Maar ik houd toch wel een beetje mijn hart vast.
Op 6 mei komen we voor twee weekjes naar Nederland. Oude vaders opzoeken, naar de redactie, de kopij voor het bundetje bij de uitgever inleveren, onze vaste kroeg onveilig maken... In zestien maanden heb ik nauwelijks aan Nederland gedacht: alleen ongerustheid om een zwaar ongeluk van een dierbare vriend en verdriet om mijn vader die een tijdje in de war was. Totaal geen heimwee . Maar nu speelt de reis kennelijk hevig in mijn onderbewustzijn, en onlangs heeft dat me een smerige loer gedraaid: ik droomde dat ik op de redactie liep; praatjes met oud collega's en vreselijk lachen met Mary Ann Lindo, mijn hartsvriendin en krantenmaatje. Ze was nog dezelfde: luidruchtig, vrolijk, scherp en we pakten de draad op waar hij was blijven liggen. In het stadium tussen waken en slapen lag ik me intens te verheugen: eindelijk zien we elkaar weer eens!
Totdat de waarheid tot me doordrong: ik zal haar nooit meer terugzien.Ze is vijf jaar geleden aan een vreselijke ziekte overleden. Wat nota bene min of meer de reden was dat ik bij de krant wegwilde.
Maar het was zó levendig, die droom. De teleurstelling was bijna lichamelijk.
Brasa, tot ziens in Amsterdam!
Bron: Het Parool, 30-04-2005
MI GUDU
Als een zonnetje
31
Taraa, taraa, vanaf afgelopen vrijdag liggen we met de Paramaribo Post in de Nederlandse winkels! Schoorvoetend weliswaar, met een bescheiden aantal van tweeduizend exemplaren, maar je moet ergens beginnen.
En we vonden dit nummer zelf eigenlijk zo sterk dat we besloten om de stap dan maar te wagen, niet in de laatste plaats vanwege de cover. Want onze eigen Parool-cartoonist Paul van der Steen was zo lief om voor een habbekrats (veel meer kunnen we nu eenmaal nog niet betalen) een wereldcartoon te tekenen van de drie gedoodverfde presidentskandidaten.
Die tekening sloeg hier als een bom in, want mannen van zúlke importantie zó spottend afbeelden, (en dan nog zo professioneel), dat is hier ongehoord! (In Nederland zou president Venetiaan deelraadvoorzitter of burgemeester van een middelgrote gemeente zijn, maar hier heeft een president het soortelijk gewicht van een meteoriet).
Het is onze 'verkiezingsspecial' want op 25 mei gaat men hier naar de stembus. Dus hebben we een evaluatie over vijf jaar Nieuw Front (de regering-Venetiaan) plus, alweer, drie geschreven portretten van de presidentskandidaten, met vooral hun (on)hebbelijkheden. Zo kun je lezen dat Vene ééns per week naar een schoonheidssalon op de Kwattaweg gaat om zijn lippen te laten glossen en een gezichtsmasker aan te laten brengen, drugstransporteur Bouta ook een afkickcentrum heeft opgezet en dat Bosje z'n paleisje tegenover de Nederlandse residentie (Anton Dragtenweg) nog steeds niet af heeft kunnen laten bouwen, en dus het meest verlegen zit om nog een (goed betaalde) regeerperiode.
Tja. En dan kun je wel reuzetrots op je blaadje zijn, en megalomaan met het vliegtuig naar Nederland reizen, krijg je toch opeens een mailtje van winkelier Janssen dat er geen barcode op het omslag staat. Algehele paniek! Is dat wettelijk voorgeschreven, die streepjescode? Zijn we illegaal het land binnengekomen? Worden al onze exemplaren nu door distribiteur Van Gelderen vernietigd? Godzijdank, zo'n vaart loopt het allemaal niet. Het volgende nummer krijgt wél een verzameling streepjes en met deze editie is de administratie gewoon wat lastiger. En waar hij te koop is... onze grote broer, dagblad De Ware Tijd, is op internet (vooralsnog gratis) te lezen (www.dwtonline.com) en daarin zal na het weekeinde ook een lijst met verkoopadressen verschijnen.
Zo. En dan nu over de Mi Gudu. Want ook op het scheepsfront valt veel te juichen. De Daf- motor heeft voor het eerst gedraaid - als een zonnetje meneer! Eén druk op de startknop en hupsakee. Ook de generator heeft voor het eerst gedraaid en maakte zo'n gedoe dat de halve machinekamer al is losgetrild. Dus we moeten isoleren, maar dat komt niet als een verrassing. En vandaag moest het dak gezandstraald en geschilderd worden. Helaas is het regenseizoen wat voorbarig en ook nog zeer uitbundig ingezet, zodat de Mi Gudu nu onder de blaasjes zit, de arme schat. Maar volgens René is het leed wel te overzien.
We hebben onlangs voor de lol een vliegtuigje gehuurd om een uurtje over de stad en over het binnenland te vliegen. En dat viel niet mee: van bovenaf zag de Mi Gudu er eerlijk gezegd uit als een verwaarloosde dekschuit, met die enorme roestplaat bij wijze van overkapping. Dus die lik verf is broodnodig. En allez, je hoeft toch niet steeds over jezelf heen te vliegen? Vanaf de kade oogt ze wél mooi!
Tussen al dat gejuich en gejubel één heel verdrietig bericht: m'n kleine eigenwijze Pusi is verdwenen. Van de ene op de andere dag, nu al meer dan een maand geleden. Aan hormoonkolder kan het niet hebben gelegen, ze is al een half jaar geleden gesteriliseerd. Ik heb wel naar haar lopen zoeken, al was ik panisch dat ik haar ergens dood zou aantreffen. Maar ik vond helemaal niets, geen spoor. Volgens onze dienster Daisy kan ze vergiftigd zijn, of doodgeschoten. 'Ze hebben het hier niet zo op poezen,' zegt ze. En Pusi kan, goed van vertrouwen als ze met onze Sam was, door een hond zijn aangevallen.
Ach, alles kan. Ik heb de hoop dat ze nog terugkomt, moeten opgeven. En van René mag ik ook geen nieuw poesje meer nemen. Omdat ik er te veel verdriet mee in huis haal. Waar hij gelijk in heeft.
Maar een papegaai? Die schijnt ook ontzettend gezellig te wezen. Welbespraakt en zeer aaibaar. Nou... nog eventjes niet.
Brasa!
Bron: Het Parool, 16-04-2005
MI GUDU
Een dakloos weeshuis
30
Vorige week donderdag heb ik een belofte ingelost: beladen met zo'n stuk of vijftien knuffels (ijsberen met kerstmutsen, een gele eend met zonnehoedje, gepunnikte of gebreide beren die zó uit het nachtkastje van mister Bean konden zijn weggekropen), porseleinen poppen (want in de aanbieding), rugzakken voor de schoolgangers, petjes, spelletjes en nog meer bombarie zijn we terug gegaan naar het Stichting Claudia A huis, waar met hiv besmette kinderen of door aids achtergebleven wezen worden opgevangen.
(Ik schreef er al eerder over in deze rubriek; voor de Paramaribo Post maakten we een openingsartikel erover).
Nóg mazzel dat ik zo veel speeltjes had gekocht, want in plaats van zestien liepen er nu 22 kinderen rond: Het Sint Hubertushuis, internaat voor geestelijk gehandicapte kinderen, besloot tijdens de paasdagen maar dicht te gaan. En een aantal van die klantjes heeft geen thuis meer. Dus heeft leidster Norma Marica ze maar onder haar arm genomen - voor even. Norma heeft een erg groot hart.
Bij mij werd een klein Hindoestaans ventje op schoot gezet. Drie jaar. Door de jeugdpolitie aangetroffen, vrijwel naakt vastgebonden aan een boom op het achtererf. De familie wilde hem niet meer. En hij wilde niet meer bij me weg. Toen ik opstond om te vertrekken, kroop hij schreeuwend tegen, of eigenlijk ín me omhoog. Norma: ''Je moet hier met je handen voor je ogen vandaan, anders red je het niet.'' Er was nóg een peuter, ik had haar de vorige keer al gezien. Ze is besmet. Haar moeder is uit de ouderlijke macht ontzet, maar voor diens verjaardag mocht het kleintje één dagje terug. Om daarna met longontsteking twee weken in het ziekenhuis te belanden. Geen weerstand. Ze zat daar maar op zo'n plastic stoeltje, met een van mijn beertjes in haar armen geklemd. En ze keek naar me. Maar ik kreeg geen oogcontact, kwam niet door die sluier van verdriet heen.
Het is niet allemaal ellende wat de klok slaat; grotere meisjes doen buiten aan de picknicktafel hun huiswerk. Zeggen dat ze heus wel lego kennen en zó een vliegtuigje uit het legodoosje kunnen maken. Eén meisje is bezig met zo'n porseleinen pop, ze kijkt onder haar zijden rokken (ze zijn van een niet-te-geloven gekeurmerkte edelkitsch) en streelt het stroblonde haar.
Maar toch, na zo'n bezoekje ben ik dagen van slag.
De leukste krant van Nederland heeft ook de aardigste lezers van Nederland; Norma vertelde dat haar telefoon roodgloeiend heeft gestaan na het verschijnen van die column in Het Parool: mensen die haar nummer hadden opgezocht en belden of ze iets voor haar konden doen.
En lieve hemel, dat kunnen we: de eigenaar van hun huis gaat het pand per 1 oktober verkopen. De stichting mag als eerste een bod doen. Zestigduizend Amerikaanse dollar is de vraagprijs. Maar ze hebben al jaren geen huur betaald, laat staan dat ze zo'n bedrag kunnen ophoesten. En er is, gek genoeg, geen fonds of instantie, hoe bulkend rijk ze ook zijn, die hen kan of wil helpen.
Ik lees nu net een boekje van Carry Ann Tjong-Ayong die in Boven- Suriname dorpsbewoners heeft geholpen met het opzetten van een crèche, de eerste in de regio. Zij schrijft over een zwaar gehandicapt kindje in het dorp Masiakriki (de titel van het boek en doodtoevallig hetzelfde dorpje waar wij onlangs met onze lassers op personeelsuitje zijn geweest) dat zich alleen op handen en voeten kon voortbewegen. Die moest toch een beetje extra geholpen worden? Dus zocht ze contact met het Liliane Fonds, maar: 'Ze kunnen niets voor me doen. Het dorp is onbereikbaar, zeggen ze.' Unicef dan? Die sturen een delegatie: 'Tien personen die eten, drinken, computerspelletjes doen, zwemmen en excursies maken. Maar mijn kinderen ontdekken ze niet en na een jaar hebben ze nog niks van zich laten horen.'
Hetzelfde geldt voor het Claudia A huis. Er is geld voor dure congressen en voorlichtingsbijeenkomsten waar nieuwe voorlichters voorgelicht worden over hoe ze voorlichting moeten geven. Sessies, bij voorkeur, in chique hotels als Torarica of Krasnapolsky. Maar voor zo'n stichting is geen geld. Niet voor medewerkers, niet voor een schoonmaakster, voor luiers of een buskaartje. Norma heeft voor haar pand hulp gezocht bij het Julianafonds. Dat haar doorverwees naar het Aidsfonds. Dat, jammer maar helaas, nu eenmaal geen huizen koopt. Regeltjes. Beleidslijnen.
En een dakloos weeshuis.
En 1 oktober is zo vlakbij.
Met collega's Armand Snijders (AD, Reformatorisch Dagblad) en Nina Jurna (GPD & RTL) zin ik op een list. Met veel publiciteit in die media. Het is misschien een beetje megalomaan om zoiets te proberen. Maar ik weet niets anders.
Melissa, een vriendin die hier op bezoek is, beloofde dat ze in Nederland een fondsje op zal richten. Met een girorekening. En dat ze er op zal toezien dat al het geld direct voor dat huis wordt gereserveerd.
Ach, als straks zo'n nummer bekend is, mag ik hier dan nog éven op terugkomen? En een klein beroep op u doen? Hier in Suriname hoor ik zelfs van volwassen mensen: ''Aids, dat is je eigen schuld. Had je maar voorzichtig moeten zijn.'' Maar als je er nu mee geboren bent, of je ouders erdoor verliest?
Brasa!
Leonoor Wagenaar
Bron: Het Parool, 02-04-2005
MI GUDU
Hiervoor woon je in Suriname
29
Het eerste jaar zit erop, dus het werd tijd voor een personeelsuitje, ook al omdat Renés broer Don en vriend Hans speciaal naar Suriname waren gekomen om te helpen met het pijpenstelsel in de machinekamer.
Bij Sneesie (een Chinees winkeltje) hadden ze na de vorige betaaldag achter een groeiend woud van djogo's (literflessen Parbobier) al een bestemming verzonnen: Masiakriki, het geboortedorp van onze ijzerslijper Bokian, hoog in boven-Suriname.
Ook Marlon, de lasser, heeft familie in Dang wonen, dus dat kwam mooi uit. Bokian meldde over de radio dat we zouden komen, tien man sterk. Zodat een korjaal ons zou oppikken en speciaal voor ons een kookhut naast de slaaphutten werd gebouwd.
Zinderende opwinding en reiskoorts. Ik kocht 150 schoolschriften, evenzovele pennen en potloden, plus speelgoedjes. René sloeg balen rijst, uien, knoflook, maggiblokken en spijsolie in voor het dorp; bedrijfsbuurman Maarten, die getrouwd is met de dochter van de Keurslager, zorgde voor macaroni- en bruinebonenschotels plus een slachthuis aan barbecuevlees, en gezamenlijk kochten we drank, broodbeleg en ga-zo-maar-door.
Vrijdagochtend kwam de bus ons halen. Bokian en zijn broer pikten we als laatste op; hij werd uitgezwaaid door zijn hoogzwangere vrouw, een kindje tegen haar schouder. Ook zij hadden rijst, maggi en andere leeftocht voor hun familie bij zich.
Via de highway naar de Afobakaweg, voorbij Brownsberg en het stuwmeer, vier uur rijden naar Atjoni, waar de weg naar boven-Suriname ophoudt. Er werd net een vrachtwagen uitgeladen met, in onderdelen, twee complete watertorens: cadeautje van Waterleidingen Amsterdam voor het dorp Djumu. De grote ketels moesten in een uitgeholde boomstam hun weg vervolgen.
Ook wij pasten, met al die bagage plus schipper en lukuman (de stuurman die voorop zit en de kapitein aanwijzingen geeft) in één korjaal, zij het dat we maar tien centimeter boven het wateroppervlak uitstaken en heftig naar mijn kant overhelden. Een bootreis van vier uur stroomopwaarts, langs kolkende sula's (stroomversnellingen), tussen de wrede rotsblokken van het Guyanaschild. Die prachtige oerwoudmuren waar, in dit jaargetijde, overal bomen en struiken in bloei stonden, de kreken en eilandjes, het kolkende water. We knikten eensgezind: hier doe je het voor, hiervoor woon je in Suriname. De eerste djogo ging open.
Opmerkelijk veel dorpen, ooit gesticht door gevluchte slaven, overal trappen naar het water, wassende vrouwen, poedelende kinderen. Bekende toeristenoorden: Jau Jau, Botopasi, Danpaati… Maar Masiakriki, daar bleken geen toeristen te zijn geweest. Daar bleek tot voor kort zelfs geen kerk of school te zijn geweest; Masiakriki bleek verbluffend ongerept te zijn. Zodat we met grote afstandelijkheid bekeken werden, hoewel de dorpskapitein de geschenken wel leek te waarderen.
Dat we vrienden van hun Bokian waren maakte veel goed; zijn oma kwam zich voorstellen; een klein vrouwtje met blote, verlepte borsten en een keiharde kijfstem. Later ontmoetten we ook de rest van de familie en kwamen de kinderen schoorvoetend kijken: die Spiderman-popjes waren te gek, maar ballonnen, wat moesten ze in vredesnaam met dat gekleurde rubber? Hans moest ze voordoen hoe je ze kon opblazen.
Louter Saramaccaans spraken ze, Maarten kon het voor de helft verstaan omdat er erg veel verbasterd Sranang doorheen is gevlochten. Maar verder dus handen- en voetenwerk. En het is, net als de andere dorpen die niet toeristisch zijn, een vrouwendorp. Al vanaf hun veertiende vertrekken de mannen naar de stad of naar Frans Guyana.
Ook Bokian had zijn eerste vrouw en zijn zoontje al twee jaar niet meer gezien, maar hij had rijst en geschenken bij zich, dat maakte alles goed. Hij vertelde trouwens dat hij van plan was om zijn vrouwen in augustus om te ruilen, dan zou hij deze mee naar Paramaribo nemen en ging de ander terug naar het bos.
Hangmatten werden gespannen. René en ik in één hut, Maarten in de keuken en alle anderen in een kleine pinahut. Dat werd Baboonhol, naar de brulapen, want met zeven mannen naast elkaar klonk het 's nachts als een flinke houtzagerij.
De volgende ochtend was het ijs gebroken en liepen alle dames en kinderen onze hutten in en uit. Bokians tante had het op Don gemunt: voor twintig jurken, een pannenset en een horloge mocht hij haar hebben. Maar er waren meer vrouwen die duidelijk maakten dat hij mocht komen slapen. En dat leken geen loze beloftes.
Lopen naar de sula, dwars door het dorp, kleine houten hutten met pinadakjes, het hele gebied: je waant je in Afrika.
Die middag gingen de mannen wandelen naar het volgende dorp, om kennis te maken met de overige familieleden van Bokian. Ik bleef in mijn hangmat om nog wat te lezen. Om me heen draalde een jongetje van een jaar of elf. Opeens zei hij: ''Ik kan ook lezen!''
Ik vroeg hem zijn leesboek te halen. En daarna las hij haperend voor over Hektor, die de poes achterna zat. En hoe de vaas van tafel viel. ''Wat is een hond?'' ''Waf, waf,'' deed hij, hoewel er in het dorp geen huisdier te bekennen viel. Maar bij de vraag wat een vaas is, bleef hij het antwoord schuldig. Hij leerde lezen in een taal die hij nog maar nauwelijks begreep en over dingen die hij nooit had gezien.
Die avond hielden we barbecue en alle vrouwen en kinderen die ook maar vaag met Bokian te maken hadden, kwamen op bezoek. Het was bonte avond. Vlees is er heel zeldzaam; de saté was wel erg welkom. Don zaagde een grote waterfles in tweeën en met een awarra moesten de kinderen het balletje naar elkaar gooien en in de halve fles opvangen. Speelgoed! En pret voor tien. Studentje werd aangewezen als coach.
De kinderen kropen met drie tegelijk op schoot, we ontvingen geschenken, bewerkte kalebassen en cassavebrood, en de verloofde van Don begon nu toch wel wat opdringerig te worden.
Onbedorven en ongerept, wat ik al schreef: daarvoor zijn we hier.
Brasa!
Leonoor Wagenaar
Bron: Het Parool, 19-03-2005
MI GUDU
Het grote taboe
28
We wilden voor ons blaadje, de Paramaribo Post, een openingsverhaal over aids in Suriname maken. Want ik had gelezen dat nergens ter wereld het aantal hiv-besmettingen zo snel groeit als in de Caribische regio. En daar behoort dit land ook toe.
Een internist had in de krant al gewaarschuwd dat Suriname aan de vooravond van een aidsexplosie staat. ''Het is twee voor twaalf,'' werd er geroepen. Unaids, de samenwerkende aids-organisaties van de Verenigde Naties, schat het aantal besmette mensen hier tussen de vijf- en tienduizend.
Maar veel mensen weigeren de test. Uit angst. En omdat er een geweldig taboe op rust. Je hoort verhalen van vrouwen die door hun familie verstoten worden, soms nadat hun eigen echtgenoot de ziekte mee naar huis had gebracht. Ouders die hevig protesteren omdat op school een besmet leerlingetje is toegelaten. Sportverenigingen die proberen zieke leden te weren.
Een verhaal dus. Maar toen bleek dat eigenlijk niemand in het hulpverleningscircuit ons te woord wilde staan. Het leek goddorie de DDR wel: iedereen hield de kaken op elkaar! En dat kwam, zo bleek al gauw, door een uitzending van Netwerk die eind januari ook hier was uitgezonden. Daarin zag je een Nederlands medisch team dat op weg was naar het half achterlijke Suriname. Op Schiphol sprak een medicus, Sven Danner, van de noodzaak om met voorlichting te beginnen. En vervolgens zag je diezelfde medicus in een ielig schooltje diep in het binnenland les geven aan, nota bene, kapitein Aboikoni (zelf ooit verpleger) en een getrainde hulpverlener.
Hier ontplófte de publieke opinie: wat dachten die verwaten Hollanders wel?! En inderdaad: de voorlichting draait op volle toeren, zowel in de stad als in het binnenland, sinds een jaar zijn aidsremmers vanaf vijf tot tien srd (surinaamse dollar, tien is ongeveer drie euro) te koop. Er gebeurt van alles, ondanks taboe en stigma.
Maar goed, men was bang om nog iets in het openbaar te vertellen, dus maakten we een algemeen verhaal en ging ik met collega Armand Snijders naar het Claudia A Huis. Dat is vernoemd naar een prostituee die besmet was en zich wilde inzetten voor lotgenoten. Helaas kwam ze door een auto-ongeluk om het leven. Nu wordt het gedreven door twee zussen Burleson, voormalig maatschappelijk werksters. We hadden schitterende foto's gekregen van Eljee Bergwerff, portretten van besmette vrouwen en van de vijftien kinderen die óf besmet waren, óf hun moeder aan de ziekte hadden verloren.
Het huis staat in de doodarme wijk Abrabroki. Een ruim erf met speeltoestellen in meer of minder onttakelde staat, een petieterig kantoortje waar de mollige Norma Marica Burleson zich tussen alle boekjes, medicijnen, een oude computer en god weet wat voor hoog opgetaste spullen nauwelijks nog kan bewegen.
Ze ziet de foto en herkent Jackson Koniso. En ze vertelt hoe ze hem vond, zittend op straat, blootsvoets, want door zijn klompvoeten paste hem geen schoenen. En zonder schoenen kon hij niet naar school, hoewel hij dat graag had gewild. Twaalf was hij toen. Zijn moeder was aan aids gestorven, zelf was hij vanwege die voeten in het ziekenhuis beland. En toen niemand wist wat hij met hem aan moest, is hij daar maar blijven wonen. Tot er na zes jaar een vrouw kwam die hem, langs haar neus weg, vroeg hoe hij heette. Bleek het haar neefje te zijn! Dus werd Jackson door een opgelucht ziekenhuis gedumpt bij tante. Die zelf een hok met kinderen en een huis zonder elektra had, levend in een modderpoel door de wateroverlast met niet of nauwelijks inkomsten. Nu mocht hij met Norma mee, ze heeft een schoenmaker gevonden die hem kon helpen en dus gaat hij naar school. En als hij volwassen is, wordt hij nog een keer aan zijn voeten geopereerd.
En zo gaat het maar door: de kleine Shamara, haar moeder was in juni in Claudia A gestorven. Haar tante nam haar mee naar Bonaire. Maar toen men erachter kwam dat het kind seropositief was, hebben ze haar als een postpakketje teruggestuurd. Nu huilt en huilt ze maar, zeker als Norma 's avonds naar haar eigen huis gaat: ''Iedereen laat me alleen...''
Het hartverscheurende is dat er ontzaglijk veel geld voor handen is, een oerwoud aan fondsen - voor activiteiten zoals voorlichtingstrainingen, het liefst in hotel Torarica. Maar een stichting kan daar geen beroep op doen. Niet voor luiers, voor een werkster, een speelgoedje: voor helemaal niks. Huur betalen ze niet. Per 1 oktober gaat de huisbaas het pand verkopen. Zij mogen het als eerste kopen, voor 60.000 Amerikaanse dollar. Maar de aidsstichting koopt geen huizen, waar moeten ze naartoe?
Er zijn ook twee hindoestaanse weesjes, de oudste is twaalf jaar en gezond, de jongste een besmette peuter. Ze hangen enorm aan elkaar. Nu heeft een Nederlands-Surinaams echtpaar besloten het oudste meisje te adopteren. Dan gaat ze mee naar Nederland. Ze wil wel, maar ook heel erg niet. Want wanneer kan ze terugkomen om haar zusje te zien? Nee, ze alle twee adopteren is onbespreekbaar. Norma heeft nog nooit meegemaakt dat mensen een besmet kindje willen.
Als we weggaan, staat, alsof de duvel ermee speelt, een aanstaande moeder in het washok te praten. Een heel licht gekleurde vrouw met een tomeloos elegante hoed en nog nét geen witte handschoentjes. Het lijkt wel een beeld uit een sentimentele musical, die gesoigneerde verschijning tussen de stapels kinderkleertjes die tot aan het plafond reiken.
In de winkel Little India zag ik al knuffelbeertjes voor 5 srd. En stoere jongenspetten. En porseleinen poppen met beeldige jurken voor 6 srd. Dus als het nieuwe nummer uitkomt, koop ik die winkel leeg en gaan we sinterklaasje spelen.