Heerste er vroeger de genoeglijke rust van de landman, thans heerst er de stilte van verlatenheid. Ongeveer bij de Perica monding ligt de zoutwatergrens. Stroomopwaarts van de monding van deze kreek is het rivierwater voor het grootste deel van het jaar zoet. Hier maakt de mangrove- en parwa oeverbegroeing plaats voor zoetwater planten, zoals moko moko, bébé, pinapalm, lianen, baboenhout-bomen en andere.

Ook planten die uitsluitend op het watervlak groeien lieten zich zien: en hoe verder stroomopwaarts, hoe weelderiger en uitgestrekter deze groene grasmatten waren, die meerdere meters van de oever af naar het midden van de rivier toegroeiden. Tussen de stengels en bladeren van deze waterplanten hadden de patakka's en andere visjes gunstige broed - en groeiplaatsen. Waar de begroeiďng hoog en dicht was, vermenigvuldigden de aboma's zich in grote getale.

Nu is dit beeld op de Cottica verdreven. De reuze grasmatten zijn door de zware golven van sleepboten en zeeschepen, van de oever losgeslagen en de rivier afgedreven.

Men ziet geen sabaku's en kepanki's op de grasmat zitten loeren op visjes, geen bosland-bewoners in de vroege morgen hun vistrappen ophalen om gevangen patakka's in hun korjaal te verzamelen.

Men zal niet meer kunnen beleven hoe aboma's in de grote regentijd, na vele dagen zware regens, bij tientallen uit hun veilige schuilplaatsen tussen de bladeren en kronkele stelen van de waterplanten kruipen, zich oprollen op de grasmatten en zich laten verwarmen door de stralen van de eindelijk verschenen zon.


Uit Mens&Bestaan: Eduard F. Goedhart ~ 1892-1979


Uit aantekeningen van Eduard Frederik Goedhart
<< << << << << o T